Steeds meer Nederlanders lopen de beroemde pelgrimsroute naar Santiago de Compostela, en ook wereldwijd stijgt het aantal wandelaars spectaculair. Deze eeuwenoude bedevaart, bekend als de Camino de Santiago, trekt jaarlijks honderdduizenden pelgrims uit alle windstreken. In dit artikel lees je alles wat je moet weten over de Camino de Santiago: van de mooiste routes en bijzondere ervaringen onderweg tot hoe je de reis kunt gebruiken om je Spaans te oefenen.
Het aantal pelgrims op de Camino de Santiago blijft jaar na jaar groeien. In 2024 werd een record bereikt met 499.239 wandelaars, waaronder ruim 4.000 Nederlanders, die hun Compostela-certificaat ontvingen, bijna een verdubbeling ten opzichte van tien jaar eerder. Van hen kwam ongeveer 56% uit het buitenland, terwijl 44% Spanjaard was.
De meeste pelgrims leggen de route te voet af; in 2023 waren dat ruim 400.000 wandelaars. Populaire startpunten blijven Sarria - op zo'n 120 kilometer van Santiago - en Porto. Wie minimaal 100 kilometer te voet aflegt, ontvangt de officiële Compostela. De gemiddelde pelgrim doet zo'n zes weken over de volledige tocht, al kiest ongeveer een kwart voor een korter traject.
Qua leeftijd is de groep tussen 30 en 60 jaar het sterkst vertegenwoordigd, gevolgd door een groeiend aantal zestigplussers. De verdeling tussen mannen en vrouwen is tegenwoordig vrijwel gelijk, al vormen vrouwen in sommige jaren een kleine meerderheid. De afgelopen jaren zien we ook een sterke toename van jonge pelgrims. Ter indicatie. In 2010 was 15% van de pelgrims jonger dan 30 jaar. Inmiddels ligt dit percentage rond de 25-30%.
De geschiedenis van de Camino de Santiago gaat terug tot het jaar 813. Volgens de overlevering wees een ster toen de plek aan waar het graf van apostel Jacobus zou liggen. Op die plek werd een kerk gebouwd, die al snel uitgroeide tot een belangrijk bedevaartsoord. Vanaf de 11e eeuw trokken pelgrims uit heel Europa naar Santiago de Compostela.
De pelgrims van toen droegen een mantel, een staf en een hoed versierd met Sint-Jacobsschelpen - het symbool dat ook vandaag nog overal langs de route te zien is. De motieven om te lopen verschilden toen al: religie, bezinning of avontuur. In de middeleeuwen werd de tocht soms zelfs als straf opgelegd - handig voor het wegsturen van lastposten, maar niet altijd gunstig voor de veiligheid onderweg.
De oude routes van weleer, zoals de Camino Francés, bestaan nog steeds en vormen de ruggengraat van de moderne pelgrimswegen.
Er lopen talloze routes naar Santiago, binnen én buiten Spanje. Zelfs in Nederland kun je al beginnen met officiële Jacobspaden die via Hasselt aansluiten op het netwerk van Spaanse pelgrimsroutes.
De Camino Francés is veruit de bekendste route. Deze loopt (op 20 kilometer na) volledig door Spanje en start in het Franse Saint-Jean-Pied-de-Port, aan de voet van de Pyreneeën. Van daaruit voert de weg via Roncesvalles, Pamplona, Logroño, Burgos en León naar Santiago de Compostela. Onderweg doorkruis je vier Spaanse regio's: Navarra, La Rioja, Castilië en León en Galicië. De totale afstand bedraagt ongeveer 780 kilometer.
Een alternatieve route door de Pyreneeën is de Camino Aragonés, die begint bij de Franse Col de Somport en via Jaca naar Puente la Reina loopt, waar hij samenkomt met de Camino Francés.
Wie rust en natuur zoekt, kan kiezen voor de Camino del Norte, langs de ruige noordkust van Spanje, of de Camino Primitivo vanuit Oviedo, de oudste route van allemaal. Avonturiers kunnen zelfs vertrekken vanuit Madrid (Camino desde Madrid) of helemaal vanuit Sevilla via de Via de la Plata.
Welke route je ook kiest, de camino is meer dan een wandeltocht: het is een persoonlijke reis vol ontmoetingen, natuur en bezinning. Onderweg wisselen stille landschappen, middeleeuwse dorpjes en bruisende stadjes elkaar af. En het mooiste? Hoe ver je ook loopt, uiteindelijk leiden alle wegen naar Santiago de Compostela.
Elke pelgrim beleeft de tocht op zijn eigen manier - sommigen zoeken rust of zingeving, anderen avontuur of nieuwe vriendschappen. De eenvoud van het dagelijks lopen zorgt voor ruimte in je hoofd en een verrassend gevoel van vrijheid. Langs de weg delen pelgrims verhalen, maaltijden en momenten van stilte die nog lang bijblijven. Wie eenmaal in Santiago aankomt, voelt dat de reis eigenlijk pas echt begonnen is.
De meeste pelgrims lopen de camino tussen april en september, met een duidelijke piek in mei, juni en juli. In deze maanden is het weer aangenaam en zijn de voorzieningen onderweg volop open. Wie liever de drukte vermijdt, kiest voor het voorjaar of de nazomer, de temperaturen zijn dan milder en de routes rustiger.
Overnachten kan in eenvoudige pelgrimsherbergen (albergues), maar ook in kleinschalige hotels en pensions. In de drukkere maanden is het verstandig vroeg te vertrekken om zeker te zijn van een bed. Veel pelgrims kiezen voor een lichte bepakking van maximaal 8 tot 10 kilo. Een goed paar ingelopen wandelschoenen, een hoed, zonnebescherming en een herbruikbare waterfles zijn onmisbaar.
Het dagelijkse ritme onderweg is eenvoudig: vroeg opstaan, lopen tot de middag, rusten en 's avonds samen eten met andere pelgrims. Deze eenvoud maakt juist de charme van de tocht uit - stap voor stap, dag na dag, richting Santiago.