Hoog in het Andesgebergte, op ruim 4.000 meter boven zeeniveau, ligt Potosí, ooit een van de rijkste steden ter wereld. In de zestiende en zeventiende eeuw was deze Boliviaanse hooglandstad het kloppende hart van het Spaanse rijk. Haar roem had de stad te danken aan de enorme zilvervoorraden in de nabijgelegen Cerro Rico ("Rijke Berg"). Vandaag de dag is de geschiedenis van Potosí nog in alles voelbaar. De koloniale kerken, mijnschachten en geplaveide straatjes getuigen van een tijd waarin rijkdom en armoede hand in hand gingen en verzet altijd onder de oppervlakte broeit.

De geschiedenis van Potosí is onlosmakelijk verbonden met de mijnbouw. Miljoenen inheemse arbeiders werkten eeuwenlang onder zware omstandigheden in de zilvermijnen van Cerro Rico, waarvan het zilver Europa's economie voedde en de Spaanse kroon verrijkte. Die geschiedenis leeft voort in de stad, die inmiddels op de Werelderfgoedlijst van UNESCO staat. Bezoekers kunnen er het mijnverleden van dichtbij ervaren tijdens rondleidingen in nog actieve mijnen of in het indrukwekkende Museo de la Casa de la Moneda.
Potosí is tegenwoordig een levendige universiteitsstad die haar historische charme combineert met een rauwe, authentieke sfeer. Op het centrale Plaza 10 de Noviembre komen studenten, mijnwerkers en reizigers samen, omringd door koloniale gebouwen en kleurrijke markten. Vanaf de hoger gelegen uitzichtpunten zie je de Cerro Rico liggen, waar tot op de dag van vandaag zilver en andere mineralen uit wordt gewonnen. Wie Potosí bezoekt, krijgt niet alleen een inkijk in Bolivia's geschiedenis, maar ook in de veerkracht van een stad die al eeuwen tussen voorspoed en strijd balanceert.